Menselijkheid

mei 2019

Ik doe de deur open en daar staat ze, samen met haar moeder. Ze is 14 jaar en haar houding straalt weerstand en achterdocht uit. Haar vertrouwen in mensen in het algemeen en volwassenen in het bijzonder is minimaal. Niet zo verwonderlijk als je haar geschiedenis kent. 

Als een open, vrolijke en leergierige kleuter stapte ze destijds de school in. Zoals zo veel hoogbegaafde kinderen vol verwachting over de dingen die ze nu eindelijk zou gaan leren. Maar vanaf dat moment begon het onbegrip. De juf herkende de signalen van hoogbegaafdheid niet en vond haar lastig. Later mocht ze niet naar de plusklas omdat ze ‘het’ niet liet zien. 

Ze protesteerde tegen de wereld die haar niet zag, liet het er niet bij zitten. Ze is een vechter. Volwassenen bestempelden haar als problematisch en ‘deskundigen’ zagen ADHD, waarop ze medicatie kreeg. Dat hielp natuurlijk niet want ze werd nog steeds niet gezien of begrepen, jaar in jaar uit behandeld als probleemgeval waar de ene zorgprofessional na de andere zijn hoofd over brak. Uiteindelijk was de conclusie: geen ADHD. En ook geen autisme.

Toen daarna eindelijk werd vastgesteld dat ze hoogbegaafd is, was er nog maar een schim over van het levendige meisje dat ze ooit was. Ze was depressief en kwam thuis te zitten; ze lag hele dagen op bed met de gordijnen dicht. Later bracht de middelbare school ook geen verbetering, het systeem te star voor haar levendige geest. Al snel viel ze weer uit.

Sinds een tijdje gaat ze naar een andere school, waar ze weer is ‘aan’ gegaan. Ze sponst op eigen kracht de meest diepgaande onderwerpen op, van nucleaire natuurkunde tot Chinese geschiedenis, van oude talen tot wiskunde, ver buiten het schoolse curriculum om. Ze weet welke doelen ze wil bereiken in haar leven en hoe ze daar kan komen. Ze heeft geen sturing nodig, geen controle, ze vertoont geen ontwijkend pubergedrag en geniet van het leren. Wanneer ze daarover begint te vertellen gaat ze stralend van het ene onderwerp over in het ander. 

Als uitzonderlijk hoogbegaafd kind is ze heel gevoeligheid op allerlei vlakken. Het opgebouwde trauma door haar geschiedenis versterkt bovendien haar prikkelgevoeligheid waardoor ze snel moe is. Het belemmert haar functioneren op school en ze ervaart hierover alwéér onbegrip van haar begeleiders. Ze probeert zorgvuldig te zijn in haar gedrag naar anderen maar wordt, wanneer ze onbegrip en incongruent gedrag van volwassenen ervaart soms overvallen door haar emoties, die maken dat ze dingen directer zegt dan ze zou willen en dat ze met minder consideratie naar de ander reageert dan ze normaal gesproken zou doen. Maar wát ze zegt, snijdt hout. Ze kent dit van zichzelf en vindt het lastig; ze ziet -zo jong als ze is- namelijk wél hoe die ander zijn best doet. Volwassen zijn deze manier van communiceren niet gewend van de gemiddelde kinderen waarmee zij werken. Maar zij is geen gemiddeld kind, verre van.

In gesprek met haar tast ik voorzichtig af. Ik zie haar achterdocht en laat haar voelen dat ik open ben en geen oordeel heb. Ik laat haar zien dat ik ook last heb van geluiden wanneer de theepot hinderlijk begint te sissen. Ik toon mij geïnteresseerd in wat ze vertelt over onderwerpen die zij boeiend vind, we houden even een technisch praatje over de camera en het toetsenbord van onze telefoons waarna ik -stapje voor stapje- steeds dieper inga op de problematiek waarvoor ze bij mij komt en haar vraag naar haar beleving en haar visie op de situatie. Daarbij laat ik haar voor zover mogelijk benoemen welke oplossing voor haar zou werken. Gedurende het gesprek zie ik haar steeds meer ‘ontdooien’.

Na afloop krijg ik van haar moeder een berichtje: het is lang geleden dat ze haar dochter zó open heeft horen vertellen, het meisje had het gesprek heel fijn gevonden en voelde zich begrepen. Ik ben natuurlijk blij dat ik die positieve bijdrage heb kunnen leveren maar tegelijkertijd vraag ik mij af: Hoe kan het nou dat dit niet lijkt te lukken met andere volwassenen, met de professionals om haar heen? Wat deed ik anders tijdens deze ontmoeting dat het voor haar tot een uitzondering maakt? In mijn beleving was het simpel; ik maakte op een onbevangen en onbevooroordeelde manier contact met haar. Ik gaf haar ruimte voor haar verhaal en luisterde naar de oplossingen die voor haar zouden kunnen werken. Ik heb haar, kortom, serieus genomen en als mens ontmoet. 

Zo moeilijk is dat toch niet?

In het artikel in Gifted (maart 2019) over hoogbegaafde uitvallers in het onderwijs (lees hier), schreef ik over het belang van maatwerk en menselijkheid. Dit veertienjarige meisje en haar verhaal zijn een voorbeeld van hoe noodzakelijk menselijkheid is en hoe ontzettend fout het kan gaan wanneer menselijkheid (lees: werkelijke, onbevooroordeelde interesse) ontbreekt.

Ik wens dat alle volwassenen leren om met een open blik onbevangen te kijken naar ieder kind. Zonder aannames, zonder vooroordelen en het liefst zonder diagnoses. Dat elke professional zich oprecht geïnteresseerd toont in ieder kind, zodat elk kind in zijn of haar eigenheid tot bloei kan komen en hoogbegaafdheid niet meer als probleem wordt ervaren.

Een utopie? Ik denk het niet. Want zo moeilijk is het niet.